Ziekenhuisbevalling : geboorte van Médard
Ik ben zo dankbaar voor hoe het gelopen is.
Vooral voor de heling tijdens de arbeid. Wachtend op het moment van zijn geboorte, ongeduldig aan het worden.
Diep vanbinnen weten dat ik het vertrouwen in mezelf mag aanspreken, Médard welkom heten.
Er is weerstand. Nog net te veel. Ik probeer Tim te contacteren, maar hij stuurt mij niet meer of leest mijn vraag niet.
Ik bel Anna waarbij ze zegt dat het nog niet voor direct is, maar dat ik wel zelf iets kan doen, namelijk het visualiseren van een goede afloop.
Ik kruip in de jacuzzi. Ik zeg meerdere keren zijn naam, Médard Dujardin, luidop. Dat hij welkom is. Dat ik vertrouwen heb.
Later in bed zoek ik nog wat op rond vertrouwen. Beluister enkele liedjes via spotify, in de sfeer van zwangerschapsyoga.
Ik spreek in gedachten mijn vertrouwen uit. Ik heb vertrouwen in mezelf, in Médard.
Hij is welkom. Ik val in slaap. Diezelfde dag beluisterde ik ook de podcast van Buikgewoel, waarin Evy in gesprek gaat met Anna Verwaal.
Het gesprek gaat erom hoeveel bewustzijn er al is bij babytjes, en wat mij bijblijft : dat elke arbeid een echt proces is, en vaak een terugkomend proces van je eigen geboorte. Dat het belangrijk is om te kijken hoe jij geboren bent geworden. Waarom maakt iemand dit of dat mee in dié context? Om te mogen helen, om gezien te worden, om in het bewustzijn gebracht te worden.
Al zolang, heel mijn zwangerschap, zit ik met het onbestemde gevoel van ‘liever niets doen, dan het lastig maken’ , willen ‘vluchten’ van de realiteit, van angst om onder ogen te durven zien van wat ik zou moeten aanpakken, van weerstand op doorzetting, op het écht niet willen. Van.. ?
Vaak kwaadheid, op mezelf, geprojecteerd op Bert. Al een hele tijd een verlangen om gehoord te worden, om gezien te worden, om bij iemand te kunnen komen die de juiste vragen stelt om dit te helpen helen. Of inzichten te geven. Het kwam niet.
Ik kwam wel bij Ine. Toevallig voor voetreflexologie. Omdat ik het gevoel had echt te weinig gedaan te hebben voor mijn zwangerschap (bij Céleste was er reiki, accupunctuur, chiropractor, zwangerschapsyoga..).
Ik ging ervan uit : ik doe dan toch iets, zonder specifieke verwachtingen errond. Nog GBS positief.. ik geef haar aan dat ik liever geen antibiotica wil. Ze begrijpt mij. Ze stelt voor om de wisser opnieuw af te nemen. Ze stelt vragen als vroedvrouw, niet als ‘welkom, ik ga even je drukpunten induwen’.
Al van de eerste indruk straalt ze een bekwaamheid uit, een vertrouwen, een gevoel dat ze echt weet wat ze doet, en ook heel graag doet. Ze geeft aan dat ze arbeiden begeleidt, thuisbevallingen doet met haar eigen praktijk AESEM. En ze stelt zelf voor om aan haar team te vragen of ze mij er nog bij kunnen nemen voor de arbeid thuis. Het gebeurt. Alsof het moest gebeuren. Ze geeft voetreflexologie, en vertelt ondertussen enthousiast over bepaalde bevallingen, en vooral continue een grote energetische flow van vertrouwen in alles wat ze aanvoelt, doet, meegemaakt heeft.
Het durven vertrouwen van wat ze aanvoelt. Dàt vertrouwen op dat moment voedt mij. Dé eigenschap die ik in mezelf te weinig aanspreek.
In de auto bel ik naar Eline. Even ontladen van het zalige gevoel dat ze me gaf. Ik heb tranen om wat ik al zolang mis, en zij mij nu zomaar, ongevraagd cadeau heeft gegeven.
’s Nachts is Céleste even wakker. Ik ook. Ik ga naar beneden. Eet wat. Zit even buiten in een geel stoeltje, luister naar het hoog volume van de fluitende vogels. Het is niet koud. Wat verfrissing na de zeer warme dag. Ik kijk 3 afleveringen van Young Sheldon en ga uiteindelijk in de zetel liggen om nog wat verder te slapen.
De dag zelf, 27 juni, sta ik op. Bert brengt Céleste naar school. Hij heeft nog een laatste klassenraad. Ik maak chocomousse, en quiche (prei, brie, appel). Ik moet me er wat toe forceren, maar wil het graag gemaakt hebben. Daarna ga ik in de zetel liggen, en slaap nog een uurtje, bereid verder de quiche en tegen dan is Bert thuis, en haalt Céleste. Terwijl Céleste haar middagdutje doet, eten wij.
Ik voel wat in mijn onderrug. Ik herken het ergens wel, maar het is ook nog heel vaag. Ik benoem het aan Bert, maar ontken het ook wat door te vermoeden dat het misschien mijn darmen zijn. Aan Eline stuur ik om 12u41 “En voel net wat in mijn rug, mss de minieme aanzet” Bert brengt Céleste naar school en daarna vertrekken we heel snel naar Gent voor een controle aan de monitor.
In de auto voel ik in het doorgaan al af en toe datzelfde gevoel in mijn rug. Een bepaalde keer 12 minuten tussen, maar hoewel het lichtjes is, moet ik mij er toch ietwat op focussen vooraleer ik verder kan luisteren. Ik voel ergens wel dat dit het eens kan zijn. Bert is er behoorlijk zeker van.
Op het verloskwartier zijn de contracties duidelijk zichtbaar op de monitor. Aan de vroedvrouw, én aan dr Segaert laat ik niets merken. Het vermeerdert. Ik wil niet in Gent blijven. We wandelen naar buiten, maar voel nu wel dat het sterker wordt. Dit is toch het duidelijke begin.
Ik bel Emmy, want ging nog naar haar gaan om inleiding te voorkomen. Ik bel haar, zei toen al dat ze mij in arbeid ging aantreffen. Het was dan iets na 15u? Ik bel aan, maar blaas ze al weg.
Ze plaatst naaldjes, ik ween, ik ontlaad, ik weet dat het menens is. Toch heel dankbaar dat ze de naaldjes nog geplaatst heeft. Wat een cadeau dat het paste na de monitor, dat ze er zo toevallig op dat moment voor mij kon zijn om de juiste energie te kunnen laten doorstromen.
Bij Emmy bel ik Ine, de vroedvrouw. Ik bel beter naar de vroedvrouw van wacht geeft ze aan. Zachtjes fluister ik doorheen mijn pijn “oké, zal ik doen” In de auto (16u15) rijdt Bert me naar huis. Het is druk op de baan. Ik heb mijn moonie bij mij. Duw mijn rug in de zetel, zoveel als mogelijk. En houd mijn handen stevig om de handbeugel aan de deur.
Zo probeer ik mijn bekken toch wat te ontspannen. Het wordt sterker, veel sterker, veel korter op elkaar. Ik weet niet meer of ik nog kon babbelen met Bert. De zon schijnt. Het is warm in de auto. Ik focus op de weeën. Bert spreekt af met zn mama zodat Céleste bij hen kan slapen vanavond.
De vroedvrouw wordt gebeld, ze zal er om 17u zijn, als wij toekomen. In de auto maak ik ook al geluid om er mee om te kunnen. Ik neem afscheid van Célesteje, ze huilt, maar ik ben zo blij dat ik ze nog even zie.
De vroedvrouw Gwendolien is er al. Oef. Ik gebruik de keukentafel als steun. Céleste en oma vertrekken. Dit is echte arbeid, zeer intens. Ik onderdruk mijn neiging om te vloeken. Stel mezelf gerust met “rustig!!” “het is oké, rustig!!” Heel even is er wat tijd tussen de weeën, maar daarna amper nog iets. Alle weerstand komt eruit. “Ik wil DIT NIET”, laat het stoppen, ik wil dat het stopt”. “Waarom moet dat zóvéél pijn doen”.
Ontmoedigd omdat het net zoals bij Céleste “nog maar” 3cm is bij ’t eerste onderzoek. Ze komen te snel en te intens om er heel hard over na te denken. Na een halfuur wil ik dat ze nog eens onderzoekt ‘nu al?’ Ze doet het, gelukkig. Ze zegt amper iets. Geen bevestiging, of aanraden van houdingen. Ik mis het ergens, en ook weer niet.
Ze is er, en dat is wat ik nodig heb. Ik duw de lichte onzekerheid naar de kant en blijf verder in mijn kwade roes. Ik brul, ik roep, ik verwoord alle weerstand op het niet willen. Het doet zo’n deugd. Ik voel dat het pure heling is, bij elke wee ben ik tegelijkertijd dankbaar dat dit er éindelijk eens ongeremd uit mag en kan komen. Eindelijk, echt eindelijk komt het los.
Ik weet niet hoelang ik nog thuis kan blijven, zal blijven. Ik vertrouw op de vroedvrouw. Mijn vliezen breken. Bert vraagt of we naar het ziekenhuis moeten vertrekken. De vroedvrouw antwoordt er niet op. Ik ben blij, we kunnen nog heel even hier blijven.
Niet veel later geeft ze toch aan om te vertrekken. Bert maakt alles klaar. Ik weet amper hoe ik in de auto kan geraken. Mijn angst. Hoe zal die overgang van thuis naar ’t ziekenhuis verlopen? In de auto blijven ze wat uit (rit was 15min). Ze laten op zich wachten.
Er is een bizarre rust in gekomen. Ik voel wel nog spanningen in mijn rug, maar er is geen neiging om te roepen. Ik verzeker mezelf in gedachten dat het zal lukken om tot daar te geraken. Bij elke minuut dat hij uitblijft, adem ik rustig verder. Dankbaar om de onverwachte rust. Bert kan niet via spoed. Het prikkelt hem. Ik moet te voet via de hoofdingang. Bert gaat de auto alleen weg zetten, hij kan niet anders.
Ik wandel, met 1 slets, met gesloten ogen door de gang. Er is niemand. Wandelen gaat traag, maar lukt. De weeën blijven op de achtergrond. Er komt een rolstoel, dit lukt niet. Bert is weer bij mij. Ik stap verder.
Vroedvrouw Sarah stelt zich voor. Ik schop mijn slets uit, wandel de verloskamer binnen. Blijkbaar heeft Bert mij ook reeds aangemeld aan het onthaal –of toch vluchtig mijn naam en geboortedatum gezegd-. ’t Zou dan 19u35 geweest zijn.
Ik raak de infuusstaander aan, en in alle hevigheid komen de weeën terug.
Ze wil mij onderzoeken. Geen idee hoe ik in bed ben geraakt. Ze onderzoekt, enkel nog een boordje. Het was mijn geruststelling in de auto om een epidurale te mogen krijgen in het ziekenhuis. Het was goed geweest. Het moest niet langer, of pittiger zijn. Ik wilde niet roepen in het ziekenhuis. Ik wilde niet ongeremd alles loslaten daar. Nog heel even en ik wist dat ik een epidurale mocht en daarna nog even bekomen met Bert.
Thuis had de vroedvrouw voor vertrek mij nog verteld dat het persen vaak minder erg is. Omdat ik er dan écht aan mag toegeven, en mag meeduwen. In mijn gevoel is de geboorte van het hoofd een zéér branderig gevoel, alsof alles beneden dan kan en ‘zal’ scheuren. Uiterst uiterst pijnlijk… en zij zegt : “het is vaak minder erg dan deze weeën” Dus enkel nog een boordje.. ik voel ook écht die druk.
Ik wil kaka doen. Zal ik dit hier echt gaan doen? De woorden van de vroedvrouw komen weer op, en als het echt zo is, en ik mag meeduwen.. dan kan ik niet anders dan ervoor gaan. Dan maak ik het af. Dan voelde ik alle weerstand, alle boosheid, en maak ik het af.
Ik duw, en voel ook effectief dat het effect heeft. De druk komt naar beneden, maar het brengt op.
De gynaecoloog wordt gebeld (zou 19u48 geweest zijn). De vroedvrouw geeft aan beter niet te roepen, maar te duwen. “Ik màg roepen” zeg ik. Ze bevestigt, maar geeft ook aan dat het beter is om mijn kracht te gebruiken om naar beneden te duwen.
Dr Vandenberghe komt binnen. Even paniek om mijn benen in de lucht te brengen (handeling bij schouderdystocie), besef ik ook in dat moment. Ik duw nog harder. Ik hoor Bert zeggen “duw maar, hij is er bijna” Dat helpt! Ik weet niet wat ik allemaal voel beneden, zijn hoofd voel ik alleszins ‘staan’.
Het brandt niet. Het is erg vervelend, maar in mijn herinnering inderdaad alweer minder pijnlijk dan de weeën thuis. Ik weet niet of ik roep, of iets zeg, of lawaai maak? Ik duw. De spanning van zn hoofd is eruit, en daarna glijdt vrij snel ook zijn lichaampje uit mij. Stelt niets meer voor. Bekaf. Leeg.
Ze nemen hem onmiddellijk weg. Hij huilt niet. Ik hoor Bert vragen aan mij of het goedkomt, maar het raakt me niet. Ik zeg “het komt goed hoor, das niet erg” Een diep vertrouwen dat hij er wel door zal komen, dat hij moet bekomen, dat het te goed ging om nu niet meer goed te gaan. Ik open amper mijn ogen.
Ik moet bekomen. Op de achtergrond hoor ik hem huilen. Ze brengen hem terug. Blijkbaar was hij op ’t einde 1x omstrengeld. Ze leggen hem op mij, vragen hoe hij zal heten.
Ik vraag of ik nog mag wachten met het te zeggen. Dat ik nog even wil bekomen. Dat is prima voor hen. De placenta zit er nog, zeer vervelend gevoel. Hij moet eruit. Dr Vandenberghe kijkt om mij wat te hechten (ruptuur).
En na niet veel later komt de placenta los, en mag ik ook die eruit duwen. Oef, dat is een opluchting. Als de vroedvrouw mij goed geïnstalleerd heeft, vraag ik of ze de vraag nog eens opnieuw wil stellen. “Hoe zal hij heten?” “Médard” Bert is bezorgd of ik hem goed vastheb. Ik kan hem lange tijd niet bekijken, bewonderen.
Hij ligt op mij, en ik bekom. De nacht ervoor droomde ik dat mijn vliezen braken, en dat ik daarop vrij snel beviel. Ik kon hem ook niet direct bekijken. Later toonde ik hem aan Bert, en zag ik dat hij afwijkende oogjes en oren had.
Vandaaruit vraag ik in mijn roes of hij normale oogjes en oren heeft. De vroedvrouw kijkt, en bevestigt dat het normaal is. Daarna mag ik hem aanleggen, zal dat nog lukken? Het lijkt precies al lang geleden van Céleste.
Gaandeweg kom ik er terug bij, kan ik hem zien, kan ik Bert aankijken. Kan ik bewonderen wat zonet allemaal gebeurd is.
Voor mij alleen maar een zeer positieve krachtige ervaring, vol heling voor mijn diepste emoties. Mooier durfde ik het mij in de zwangerschap niet in te beelden.
Dankbaar. Dankbaar dat zoveel uiteindelijk gelopen is zoals het moest, met de juiste ontmoetingen op het juiste moment.
Een geschenk, het mooiste geschenk dat dit kon plaats vinden. Dankbaar, héél dankbaar.
J.G